REINIER SYBRAND BAKELS (1873 - 1956)

Reinier Sybrand Bakels werd geboren te Den Hoorn (Texel) op 4 aug. 1873 en is overleden te Den Haag op 9 juli 1956. Hij huwde op 16 april 1903 te Hengelo Henriëtte van Wulfften Palthe (*4 aug. 1878, Hengelo, †11 dec. 1964, Den Haag).

Reinier Sybrand Bakels, de jongste zoon van de doopsgezinde dominee Pieter Simon Bakels, werd op 4 april 1873 geboren in Den Hoorn op Texel. Na zijn gymnasiumopleiding in Haarlem (1887-1892) studeerde hij rechten en staatswetenschappen aan de Universiteit in Amsterdam, en promoveerde in 1898 op dezelfde dag in beide vakken, in de staatswetenschappen cum laude. Mr. Dr. Reinier Sybrand Bakels klom op van ambtenaar op de Provinciale Griffie in Haarlem tot Chef afd. Handelsbetrekkingen van de Gemeente Amsterdam. Zijn broer Herman stond ondertussen als doopsgezind predikant te Warns (1895-1901) en Enkhuizen (1901-1907), waar hij de belangrijkste financier van de opleiding van Cor Kint is geweest. Kint "mog studere van de dominee". Reiniers broer Herman schreef boeken. Het volk van Menno (Leiden, 1908), is met zes pen- en zwartkrijttekeningen van Reinier Bakels geïllustreerd.
   Bakels' artistieke voorvaderen laat ik rusten, maar ook zijn vader tekende en aquarelleerde, Reinier deed het zijn vader na en ze trokken er samen op uit. Op zijn 17e was hij een ervaren tekenaar. In Haarlem doorliep hij het gymnasium in recordtijd en volgde op de vrije woensdag- en zaterdagmiddagen tekenlessen op de School voor Kunstnijverheid. Op 16 april 1903 huwde hij te Hengelo Henriëtte van Wulfften Palthe. Aangemoedigd door zijn echtgenote beëindigde hij in februari 1904 zijn ambtelijke loopbaan en wijdde zich aan de schilderkunst, hiertoe in staat gesteld door een lening van zijn schoonvader, een Twentse textielfabrikant. Bakels had onderricht gehad in teken- en schildertechniek, maar als kunstenaar die veel werk van anderen bestudeerd had voelde hij zich autodidact, en wilde dat blijven. In aug. 1903 schreef hij aan zijn schoonvader : “Ik zie dit alles zoo duidelijk [voor me] en zou [het] terstond kunnen schilderen, als ik maar de gelegenheid had. Zou men denken dat ik hiervoor les noodig had? Ik weet wel beter.” Voor meer details en het vervolg van zijn levensloop zie de studie met ±175 afbeeldingen van Margriet Knol (Litt.). Na een arbeidzaam leven, waarin Bakels bestuurlijk en organisatorisch actief was voor de Haagse Academie, Pulchri Studio en de Dienst voor Schoone Kunsten van de Gemeente den Haag (waaronder het Gemeentemuseum viel), en ook gewapend met zijn juridische kennis de totstandkoming van een organisatie van beeldende kunstenaars trachtte te bevorderen, is Bakels overleden te Den Haag op 9 juli 1956.
   Bakels speelde viool, evenals zijn vader en zijn broer Herman, d.w.z. hij heeft les gehad, maar speelde liever piano. Op zeker moment kocht hij dan ook een vleugel. Het was in de 19e eeuw niet ongewoon dat in kleine kerken de gezangen op de viool begeleid werden, zoals zijn vader op Texel deed. Op scholen begeleidden vioolspelende onderwijzers het zanguur. Anton Beuving beschrijft in Vuur aan bakboord (1948) dat dat na WO II in de Lagere School aan de Violenstraat in Hilversum nog gebeurde. Nelly Hoffmann, de eerste vrouw van Karl Barth (zelf violist), luisterde kerkelijke activiteiten met haar vioolspel op. Tussen haakjes, ook alle Enkhuizer Bentveugels (behalve Van der Leek) die op deze site ter sprake komen speelden viool, drie van hen op professioneel niveau. Hogerwaard speelde cello. Aan zulken waren opmerkingen besteed als “Gij transponeert […] voortdurend Uw kleuren, om een uitdrukking uit de muziek te gebruiken, gij bespeelt Uw kleurenviool in verschillende posities” en “Een schoone kleur bestaat alleen in verband met, of liever krachtens alle andere kleuren, niet alleen die eraan grenzen. […] Niet anders is de werking van een toon in de muziek : dezelfde toon zal in verschillende passages een absoluut verschillende beteekenis hebben.”
   Bakels woonde / logeerde in Haarlem (vanaf 1887), Amsterdam (omstreeks 1901), Hilversum (1903-1904), Denekamp (1904), Amsterdam (1905-1906), Texel (1906), Hattem (1907), Den Haag (1908-1917), Hilversum (1917-1919, werkte van daaruit veel langs de Zuiderzeekust van Elburg en Harderwijk tot Hoorn en Enkhuizen), Den Haag (1920-1956). Van uit Den Haag trok hij er regelmatig op uit. Hij werkte vooral in havenplaatsen als Scheveningen, Maassluis, Monnickendam, Dordrecht, Amsterdam en Enkhuizen, op zijn geboorte-eiland Texel, en ook in Noord-Brabant en Overijssel. Onder musicologen is zijn portret van D. F. Scheurleer bekend.
   Bakels was bevriend met Tholen, en schreef, bijgestaan door P. Arntzenius en G. Knuttel Jr. het befaamde W. B. THOLEN • 150 REPRODUCTIES • NAAR WERKEN VAN ZIJN HAND • MET EEN BIOGRAFISCHE INLEIDING DOOR Mr. Dr. R. S. BAKELS, DEN KUNSTENAAR OP ZIJN 70sten VERJAARDAG AANGEBODEN. 's Gravenhage, 1930.

 

R.S. Bakels - Landhuis De Nieuwe Borg (1904)

1. R. S. Bakels. Landhuis De Nieuwe Borg (1904).

 

Deze webpagina toont slechts drie schilderijen van Bakels. De triviale reden daarvoor is, dat mijn verzameling van beeldende kunst uit Kints omgeving behalve door vraagprijzen mede bepaald is door smaak en relevantie. Tegen een doek, tekening of gravure spreek ik de fatale woorden "Ja, ik wil", wanneer ik ze mooi of interessant vind, of wanneer de voorstelling iets met het onderwerp van deze site te maken heeft. Van zulke werken was het aanbod betreffende Bakels niet groot. Bakels heeft op Texel veel tekeningen gemaakt, maar die zijn niet in de handel, evenmin als zijn latere schetsboeken. Etsen heeft hij bij mijn weten nooit verkocht en aquarellen van hem zijn schaars. Hij zag zijn bestemming in de olieverf : “La peinture à l'huile / Est plus beau / Que la peinture à l'eau / Mais c'est plus difficile.” De drie hier afgebeelde werken zijn niet in de mij bekende literatuur te vinden, zodat ze toch een aardige aanvulling vormen op het in musea en kunstboeken toegankelijke werk van Bakels.
- (1) Landhuis De Nieuwe Borg, olieverf, dateert uit 1904. Het is geschilderd in het jaar van Bakels' afscheid van het stadhuisbestaan en markeert het begin van zijn nieuwe leven. Bakels verbleef hier de eerste maanden na zijn huwelijk. Op de voorzijde staat rechtsboven op de verf met potlood in Bakels' handschrift : “Oct. 1904 / 12.00”, d.w.z. wanneer de zon op het hoogste punt staat (lichtval!). Zie verder onderstaand certificaat.

CERTIFICAAT. De ondergetekende, R.C. Dozy-Bakels, dochter van de schilder R. S. Bakels (1873-1956), certificeert hierbij dat het schilderij, afgebeeld op de foto, hoog 30 cm, breed 40 cm, geschilderd op doek, onderwerp en bijzonderheden "Vijver met huis", getekend achterzijde R. S. Bakels, zich bij zijn overlijden op het atelier van haar vader bevond en onmiskenbaar door hem is geschilderd. Amsterdam, 13 juni 1990.
R.C. Dozy-Bakels

Het ‘huis’ is het landhuis De Nieuwe Borg, kon ik vaststellen, het staat op het landgoed Borg-Beuningen bij Denekamp. Vergelijk Bakels’ Landschap bij Borg-Beuningen in Knol p. 147, ook uit 1904. “De familie Palthe kreeg het landgoed in 1832 in haar bezit en liet in 1902-03 ‘de Borg’ bouwen naast het Huis Borg-Beuningen. Het ontwerp voor dit nieuwe buitenverblijf kwam van de architect Karel Muller, die aan het begin van deze eeuw verscheidene buitenverblijven in een landelijke stijl. Een voorbeeld daarvan is het huis ‘de Borg’, met motieven ontleend aan de Chalet- en Cottagestijl. In 1912 werd aan de zuidelijke gevel van het huis een veranda gebouwd”. “Het interieur bevindt zich in originele staat”. “Het huis De Borg is van algemeen cultuur- en architectuurhistorisch belang : als representant van de buitenhuizen van fabrikantenfamilies in Twente; vanwege de plaats van het object in het oeuvre van Karel Muller; vanwege de gaafheid”. (Citaten uit de Rijksmonumentenlijst Losser 2008).
Indien mogelijk moeten in betitelingen man en paard genoemd worden, vind ik. Dat vergemakkelijkt de identificatie van schilderijen die dikwijls hele reizen afleggen van veiling naar galerie naar particulier naar veiling enzovoort, en ergens hangen, bijvoorbeeld als ‘Havengezicht’ i.p.v. ‘[Gezicht op] Haven van Enkhuizen’. Voor "Vijver met huis" gebruik ik dus liever de benaming Landhuis De Nieuwe Borg te Denekamp.
Het doekje is een spontane buitenimpressie, Bakels had nog niet vaak met olieverf gewerkt, maar hij wist op één punt wat hij wilde : het licht van de zon op haar hoogste punt, daar had hij zijn palet op voorbereid. Al is de voorstelling eenvoudig, ze is geïnspireerd vastgelegd. De relatie mens-natuur is hier ongecompliceerd, anders dan in het Plantsoen in Middelburg van Tamson. Het wit van het weinige dat van het landhuis te zien is, is mooi getroffen. Dat ene streepje wit roept – althans bij mij – het Nederland van de jaren '20-'30 op, ik doel niet op de slechte sociale omstandigheden en de zware druk van de godsdienst, maar op herinneringen aan mooie architectuur, idyllische zomerhuisjes, Zuiderzeedijkjes, open tramwagens in de zomer en prille macadamwegen. Prachtig, en het kon niet anders dan uit de hand lopen. Aan de overkant van de nieuwe Stadionkade in A'dam-Zuid lag vóór 1940 al een vlakte van opgespoten zand. De bewoners van de bovenste etages hadden achter zich de nieuwe luxe stadswijk waar het goed wonen was, en vóór zich keken ze uit op, ja, op de toekomst. Sommigen keken verder dan de in het zand spelende kleuters en voorspelden weinig goeds van deze ontwikkeling. Twintig jaar voor de aanleg van de Afsluitdijk beschreef Thijsse al de nadelige gevolgen ervan. In weerwil van die gevolgen laat zich het standpunt, dat die aanleg geen onverstandige daad is geweest, tenminste nog verdedigen.
Natuurlijk zijn Bakels, Tholen en Lussenburg deels laudatores temporis acti, maar dat is geen schande. Wat vroeger gegroeid is of wat voorvaderen gemaakt hebben is echt wel eens het behouden waard. Niet elke verandering is een verbetering. Als componist X een stuk Y voor piano schrijft in 2009, is daar niets tegen, men is vrij om het al dan niet uit te voeren, er al dan niet naar te luisteren, een bibliotheek is vrij het stuk aan te schaffen, de componist eist niet dat een pianosonate van Haydn om ruimte te maken voor zijn stuk Y uit de bibliotheek verwijderd moet worden. Helaas ligt het bij bouwwerken anders, wanneer bijvoorbeeld een projectontwikkelaar probeert een fraai gebouw afgebroken te krijgen om op de vrijgekomen plek zijn ‘project’ te ‘ontwikkelen’.

 

- (2) De Speeltoren van Monnickendam vind ik compositorisch geslaagd, om niet te zeggen bewonderenswaardig, waaraan de kleur-stelling het hare bijdraagt. De verfopbrenging is substantieel, het palet gevarieerd, terwijl de zonneschijn warme tinten aan het geheel meedeelt. De voorstelling is zorgvuldig uitgewerkt. Het doek is niet te klein voor het onderwerp, waardoor het op enige afstand bekeken kan worden, juist zoals het in Monnickendam ‘in het echt’ gezien kan worden. Ik ben er blij mee. Het zou rond 1918 geschilderd kunnen zijn. Een verschil met De Nieuwe Borg ligt in de tastende impressionistische, weinig gedetailleerde benadering in 1904 en de zelfverzekerde eigen karakteristieke aanpak 15 (?) jaar later. Bakels had zijn stijl gevonden, wat niet wegneemt dat hij ook pointillistische olieverven produceerde.
Met betrekking tot de kleurstelling van een doek zegt Bakels zelf : “Wanneer Uw werk de voltooiing nadert, heb dan de voorzorg er U van te vergewissen, dat ge niet voor verrassingen komt te staan wanneer het werk elders wordt tentoongesteld met andere belichtingen. Gij doet daarom goed, het te brengen naar verschillende plaatsen van Uw atelier, waar een wisselende belichting zal uitmaken, of de werking Uwer schilderij misschien niet op een toevallige belichting berust.”
– Met betrekking tot de beste kijkafstand : “Gij zult het zeer van nabij maar ook uit de verte bekijken, zoals men zegt met telescoop en loupe, opdat U later niet tot Uw schrik blijke, dat de draagkracht slechts was berekend van een afstand, waarop gij gewoon waart de schilderij onder het werk te bezien. (Gij schildert natuurlijk in den regel staande).”
En : “Wanneer ge iets met een grootere kwast kunt doen, moet ge geen kleinere nemen, Dit zal er toe bijdragen Uw werk breed en groot te maken in plaats van klein en armelijk.” (Citaten uit een lezing van Bakels voor leerlingen van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag en andere belangstellenden, gehouden in 1921 en 1922.)
Voor de internetgebruikers van heden voeg ik aan deze goede raad van een eeuw geleden toe, dat een digitaal op scherm afgebeelde voorstelling anno 2009 heel andere kleuren te zien geeft wanneer het scherm iets naar voren of naar achteren gekanteld wordt.

 


- (3) Op de Haven van Enkhuizen in de winter van Reinier Bakels is het havendecor grotendeels achter de aangemeerde schepen verdwenen. De haven bood deze aanblik, met of zonder sneeuw, tot het midden van de vorige eeuw als de vissersvloot binnen was – met name op de zondagen dus. Een fotograferend toerist zou ooit aan de havenmeester gevraagd hebben of die schuiten niet even weggehaald konden worden.
Ontstaanstijd geschat op rond 1920.

Litt.
Margriet Knol, Reinier Sybrand Bakels 1873-1956, met een bijdrage van Floris B. Bakels, Assen 1991. Deel 8 uit de serie monografieën van het Drents Museum over Nederlandse kunstenaars uit het tijdperk rond 1900.
Ir. G. Knuttel Jr., R. S. Bakels, Den Haag 1948.

Het Lexicon van Nederlandsche schilders en beeldhouwers 1870-1940 van S. J. Mak van Waay (1944) schrijft :
BAKELS, REINTER SYBRAND. Meester in de rechten. Geb.: 4 Augustus 1873 te Den Hoorn op Texel. Autodidact. Exp.: Pulchri Studio, Den Haag. St. Lucas, Amsterdam. Nam deel aan tentoonstellingen te Venetië, Helsingfors, Bradford, Glasgow, Barcelona. Werken in: Stedelijk Museum, Den Haag. Muses te Enschede, Belgrado. Onderwerpen: Portretten, Havens, Stadsgezichten, Sneeuwlandschappen, Texelsche schapenstukken. Lid van Pulchri, Den Haag. Schildert sinds 1904. Tijdschriftartikelen: "Op de Hoogte", "Elsevier". Plasschaert "Hollandsche Schilderkunst". Woont te Den Haag.

De niet genoeg te prijzen Floris Bakels was een zoon van Reinier. Een snelle oriëntatie over Floris geeft Wikipedia.

Terug naar boven