-----

1. La sonata a Kreutzer van Lionello Balestrieri (1872-1958), bekend als De Kreutzersonate of Beethoven.
- (1) Het museo Revoltella in Trieste geeft de volgende toelichting bij De Kreutzer-Sonate : "Con questo grande e scenografico dipinto, nel 1900 Balestrieri raggiunse la celebrità vincendo la medaglia d’oro all’Esposizione Universale di Parigi; l’anno successivo lo espose alla IV Biennale di Venezia, dove ottenne uno straordinario successo. In questa occasione fu acquistato dal museo Revoltella.
L’idea dell’opera nacque, come rivelà lo stesso Balestrieri in uno scritto autobiografico, dal ricordo di una serata trascorsa in compagnia di alcuni amici bohémiens in una mansarda di Parigi, durante la quale il suo amico Giuseppe Vannicola, musicista e poeta, interpretà al violino la Sonata di Kreutzer di Beethoven. Nel dipinto il pittore compare di profilo, seduto accanto ad una giovane donna che, rivolgendo lo sguardo allo spettatore, lo coinvolge nella scena pittorica.
l’Olio Beethoven di Lionello Balestrieri (Cetona, 1872-1958), datato 1900 e acquistato dal Museo Revoltella alla IV Biennale di Venezia, nel 1901. A ispirare Balestrieri per questa grande rappresentazione della bohéme (misura oltre quattro metri per due d’altezza) fu l’amico Giuseppe Vannicola, musicista e poeta napoletano, con il quale alla fine dell’Ottocento egli condivideva a Parigi una soffitta-studio in cui si riunivano ogni sera gli amici. Il dipinto fu realizzato anni dopo sulla base dei ricordi di quel tempo, e si riferiva a una sera in cui Vannicola eseguì la Chansonne di Bach, mentre il titolo erroneamente allude a un’altra esecuzione, la Sonata a Kreutzer per violino e pianoforte.
Allievo di Domenico Morelli a Napoli, a ventidue anni Balestrieri si trasferì a Parigi, dove alternà l’attività di pittore a quella di incisore; amà rappresentare soprattutto temi letterari e mitologici, paesaggi e soggetti musicali in atmosfere soffuse e delicate.
Pittura, olio su tela — INV.: 139 — larghezza: 420 — altezza: 202."
Het schilderij is gebaseerd op de herinnering aan een avond waarop Balestrieri en een paar collega-kunstenaars in een Parijs dakatelier luisterden naar Balestrieri's vriend Giuseppe Vannicola (1876-1915), excellent violist (korte tijd verbonden aan de Scala in Milaan), dichter en schrijver, wel de laatste bohémien van Italië genoemd, die Beethovens Kreutzersonate speelde. De schilder beeldde zichzelf af en profil, gezeten naast het meisje dat, door haar blik naar de toeschouwer te wenden, hem bij de scene betrekt.
Beethoven droeg de sonate voor viool en piano in A aan Rodolphe Kreutzer op. De sonate speelt een rol in Tolstojs gelijknamige novelle, die op het ontstaan van dit schilderij mogelijk ook enige invloed gehad heeft.
Handgekleurde gravure: 't dorp Ouderkerk aan de Amstel, F.W. Greebe, 1775, 30,5 x 42 cm

2. Leo Arndt (1857-1945). Ets (1900 of 1901 – copyright Richard Bong Kunstverlag Berloin 1901) naar het schilderij van Lionello Balestrieri (1872-1958), bekend als De Kreutzersonate of Beethoven.
- (2) Leo Arndt (1857-1945). Ets naar het schilderij van Lionello Balestrieri (1872-1958), bekend als de Kreutzer-Sonate of Beethoven. Balestrieris schilderij, vermoedelijk op Montmartre geschilderd, gedateerd 1900, werd onmiddelijk na bekendwording zo mateloos populair, het moet zovelen aangesproken hebben, dat anderen, zoals hier Leo Arndt, het naschilderden of een ets 'naar Balestrieri’ maakten. De Kreutzer-Sonate (1900, gouden medaille te Parijs, waar het schilderij Beethoven genoemd werd) ‘had iets’, dat ook nu nog velen zullen kunnen navoelen. De indertijd beroemde Franse vioolvirtuoos Rodolphe Kreutzer (1766-1831) is de naamgever van de sonate. De novelle De Kreutzersonate van Tolstoj (1828-1910) zal Balestrieri overigens minstens zo sterk geïnspireerd hebben als Beethovens compositie.

3. C. M. Lamm [?], reizende schilder. De Zuidertoren te Enkhuizen, potloodtekening. Gezien vanuit de tuin achter het huis van Somberg aan de Westerstraat. Kort na de restauratie van 1909.
- (3) C. M. Lamm (de signatuur is onduidelijk), een reizend tekenaar en schilder volgens de jonge Somberg, die Lamm bezig heeft gezien de Zuidertoren te Enkhuizen et tekenen, gezien vanuit de tuin achter het huis van de fam. Somberg aan de Westerstraat. Potlood, kort na de restauratie van 1909, waarbij de meest opvallende verandering de balustrade tussen de hoektoremtjes betrof. Henk Somberg (1899-1990) was de stadsuurwerkmaker van Enkhuizen, een bescheiden, vriendelijke, geduldige en behulpzame man aan wie ik veel informatie en tips te danken heb en de beste herinneringen bewaar.

4. Hubert Marie Luns, Bij de Zuiderkerk te Enkhuizen. Olieverf op paneel, 1912, 26,5 x 34 cm.
- (4) R.o. gesigneerd H Luns, l.o. Enkhuizen 1912. Gesigneerd en gedateerd 1912, paneel, afm. 26,5 x 34. Achterop de ljist staat met inkt <Vught. Huib Luns> geschreven. Luns woonde van 1917 tot 1922 in Vught. We zien het Zuiderkerkplein. Links een hoek van de Zuidertoren. Het huisje rechts in het beeld is er anno 2012 nog steeds. Op de pilaartjes van de entree naar het Zuiderportaal staan nog altijd de ornamentale 'vazen'. Wel lijkt de muur vanaf het linker pilaartje bij Luns in een kortere bocht naar de oostelijke hoek van de toren te lopen. Gezichtsbedrog of schildersbedrog of realiteit? Wellicht hield een te veronderstellen tijdelijke verplaatsing van het muurtje verband met de restauratie van de toren, die in 1909 gereed kwam. De ruimte naast de toren kon daarbij goed gebruikt worden voor steigers, een 'hijschtoestel' en materiaalopslag. Het muurtje omsluit een grasveld, zoals ook aan de andere kant van het kerkpad het geval is, en loopt naar de westelijke hoek van de toren, zoals ook op de plattegrond van Tymon Meijer uit 1902 aangegeven is (zie onder). Rechts buiten beeld het post- en telegraafkantoor en de vroegere school van Cor Kint, de Burger-school, waar Kint van 1896 tot 1902 schoolging. De Burgerschool werd later school B, weer later Boschschool genoemd. Vanaf de vierde klas werd er Frans gegeven. Kint heeft daar later profijt van gehad. Hij las Franse boeken en tijdschriften, over muziek, en ook belletrie — met Duits had hij meer moeite. Het gebouw is in 1955 gesloopt.
Hubert Marie Luns (Huib) is in 1881 te Parijs geboren en in 1942 te Amsterdam overleden. Schilderde, was voorzitter van Arti en schreef o.a. 'Holland schildert. De Nederlandsche schildertaal, zooals zij in de laatste 50 jaar klankvol en rijk gesproken werd' (1941). De herdenking van Huib Luns door S. A. M. Bottenheim is op internet te vinden.
In Brussel, waar hij toen woonde, leerde Luns zijn echtgenote kennen, Harriet Louvrier, met wie hij op 14 april 1909 in het huwelijk trad. Een van zijn zoons was Joseph, die politicus werd en grote bekendheid verwierf als minister van BZ en secretaris-generaal van de NAVO.
Hoe komt een Enkhuizer sfeerhoekje van Luns op een veiling in Middelburg terecht? Met de betiteling 'Bij de kerk te Enkhuizen'? Hebben Luns en Tamson elkaar gekend? is de eerste gedachte die opkomt.
30 Post- en Telegraafkantoor ; 61 Boschschool ; daaronder half zichtbaar 53 de Burger Jongens- en Meisjesschool en de Pomp ; 60 Zuiderkerk. Links in de Torenstraat, recht boven het hyphen, Kints geboortehuis(je), tussen Baansteeg en Doornkroontje. Op de andere hoek van Torenstraat en MeideMarkt de Gemeentewerf. Uiterst rechts de Zuiderhavendijk. Het muurtje rond de kerkgronden is duidelijk zichtbaar. Het geboortehuis(je) van Cor Kint ligt links, tegenover de Baanstraat, boven het dwarsstreepje in Toren-straat.
Uitsnede uit de plattegrond van Tymon Meijer (1902).
Zuiderkerk op de kaart van Blaeu, 1649.
Naast het huisje rechts op het schilderij begint de Schokkersteeg, die in de volksmond 'het steegje van Greiner' genoemd werd. Het loopt van het Zuiderkerkplein naar de Zuiderhavendijk. Daar op de hoek had de Meester Vleeschhouwer Luit Greiner ooit zijn slagerij. Hij is in 1894 het slachtoffer geworden van een misdrijf dat in Enkhuizen veel onrust baarde. "Hedenmorgen werd tegenover de Olifantsteiger in de Zuider-Boerevaart het lijk gevonden van den Heer L. G., vleeschhouwer alhier." Nadat Greiner op 8 nov. de donderdagse Enkhuizer koemarkt bezocht had "verliet hij op den avond daarvan welgemoed en met een nogal belangrijke som gelds om
ongeveer 7 uur de woning van J. K. in de Nieuwe-Westerstraat met het voornemen naar zijn vader te gaan. Daarvoor stak hij de straat schuin over naar de Olifantsteiger, aan welks einde men zijn lijk in treurigen toestand vond, terwijl zijn geld was verdwenen. In de steiger heeft men eeníge centen, een knoop van een jas en een ledige portemonnaie gevonden. Daar na 7 uur elk spoor ophoudt schijnt de misdaad in de vooravond gepleegd te zijn." Greiner werd gevonden met een touw om zijn hals. De misdaad is nooit opgelost. (NB: steiger = steeg.)
Citaten genomen uit de Enkhuizer Courant van 9 en 11 nov. 1894, met dank aan Suus Messchaert-Heering.
Op het recommandatiekaartje (9 x 9 cm) van de slagerij lijkt het 'cementen bruggetje' over de Burgwal in vrije idyllische lente-setting te zijn afgebeeld, omlijst door viooltjes en, tja, mimosa, fluitekruid, sering? Bloeiwijze en bladeren lijken sterk op die van de laurierboom in mijn tuin, Prunus laurocerasus (laurierkers), met opstaande geurige aren. Op de achtergrond over de brug heen ligt richting Westeinde een grazige weide waarin men in de verte een paar koeien mag vermoeden. De Koepoort ligt rechts buiten beeld. Het weggetje over de brug liep eerst linksaf naar de spoordijk, boog bij de locomotievenloods en watertoren westwaarts langs de Omgelegde Burgwal en kwam uit bij de spoorwegovergang. Langs de Vest ter plaatse lagen de R.K. en de Isr. begraafplaatsen.
Nu begeven we ons van Enkhuizen naar Bergen, van klei van West Friesland naar de geestgronden en het duinzand van Noord-Kennemerland.

5. Matthijs Kramer, kleurtekening De Eeuwige Laan in Bergen N.H.
- (5) Matthijs Kramer, kleurtekening De Eeuwige Laan in Bergen N.H. ca 1900. Kramer signeerde altijd met M K of M Kramer. Matthijs Kramer (12 oct. 1875 Assendelft - 27 jan. 1937 Amsterdam) huwde in 1902 Anna Mooij, dochter van Johannes Mooij die van 1888 tot 1918 burgemeester van Castricum was. Kramer was van beroep onderwijzer, eerst in Uitgeest, na zijn huwelijk in Amsterdam. Met zijn vrije tijd wist hij wel raad. Kennemerland en zijn bewoners vormden zijn grote liefde. Hij deed onderzoek naar eventuele resten van Romeinse bebouwing op het terrein van Kronenburg te Castricum (tot nu zijn resten uit de 11e en 15e eeuw aangetroffen), liet grondmonsters nemen om een vroegere uitmonding van de Rijn bij Castricum te traceren (in 1999 bevestigd), was betrokken bij en vervaardigde tekeningen van de eerste opgravingen op het terrein van de oude abdij van Egmond. Natuurwetenschappelijke beschouwingen verschenen in het tijdschrift De Levende Natuur van Heimans en Thijsse. Artikeltjes over volksgebruiken in diverse bladen, vaak in dialect. Belangrijk was het artikel (1908) waarin hij aandacht vroeg voor het natuurgebied de Noorderveen in Assendelft en de voortgaande vernieling ervan. Niet zelden leverde hij zelf de illustraties bij zijn artikelen. Ook legde hij al tekenende natuurgezichten en dorpssilhouetten vast die allang niet meer bestaan. Kramer zou met Cor Kint en zijn boezemvriend Gé van Doornik in aanraking gekomen kunnen zijn bij het kopen van een viool voor zijn zoon Theo, een verwoed strijkkwartetspeler. Nogal opvallend heet in een van Kramers jeugdboeken (Fernando Malini) de hoofdpersoon, een aanstormend violistisch talent, Fer Centenaar, in een ander (Gerrit van Doorn) heet de hoofdpersoon Gerrit van Doorn, een natuurliefhebber in de dop.
Boeken :
De Veldslag bij Castricum in 1799. Weken van angst (geschreven 1912, zoals de schrijver in het slothoofdstuk Herinneringen op p. 164 vermeldt, gedrukt z.j. Ernst Mooij geeft "omstreeks 1935" aan, maar de bestelfolder voor de herdruk - ca. 1975 - vermeldt verschijning meer dan 100 jaar na de gebeurtenissen, en Kramer zelf verklaart in zijn Voorwoord : "Te Bergen is enkele jaren geleden in 1901 een monument onthuld aan de nagedachtenis der gevallen Russen gewijd". Ik houd het op 1912.
Gerrit van Doorn, of de avonturen van een jongen botanist. Oorspronkelijk jongensboek (1927).
Fernando Malini, de jongen uit den woonwagen (1929, 1954).
Sloffie, of het geheim van den Driehoek (1931).
Litt. Ernst Mooij
Wie was Matthijs Kramer in 31e Jaarboek Oud-Castricum 2008, p. 68-76.
Martin Eickhoff heeft over Matthijs Kramer een artikel geschreven in Historisch Tijdschrift Holland, themanummer Vervalsen in Holland, jg 35.3 (2003). Ik heb het met verbazing en verontwaardiging gelezen. Een uittreksel van de brief die ik eerst aan Eickhoff, en na het uitblijven van een reactie aan de redactie van HT Holland richtte, volgt hier. Een beetje tegengas tegen de arrogantie en de brutaliteit van sommig schrijvend volk kan geen kwaad.
«De "Castricummer dorpsonderwijzer" M. Kramer die u ten tonele voert heeft nooit bestaan. M. Kramer is niet in Castricum geboren, hij heeft er nooit gewoond, heeft nooit als onderwijzer op een Castricumse school gestaan en behoorde niet tot de "Castricumse notabelen". Hij heeft tientallen artikelen geschreven, waaronder Heeft te Castricum een Romeinsch kasteel gestaan?, maar dat verscheen niet "in 1928". Zijn vermoeden dat zich nabij Castricum een romeinse fortificatie bevonden zou kunnen hebben en zijn bepleiten van nader (deskundig) onderzoek kunnen niet aangeduid worden met "Kramers theorie". Hij schreef erover in het bewuste kranteartikel ; hij noemde hij de gronden waarop hij zijn veronderstelling baseerde, waarbij hij de nodige reserve in acht nam (gebruik van de conditionalis, vraagtekens aan het eind van zinnen, ‘mijns inziens’, ‘wellicht’), en er op wees dat het uitgestrekte terrein van Kronenburg – "voor zoover ik weet nooit opzettelijk onderzocht" – "wellicht nog een rijkdom van aanwijzingen bevat". Dat vermoeden is juist gebleken. Vervalst heeft hij niets.
Hij niet, nee. U wel. In HT Holland heeft u mijn grootvader een vervalste levensloop en persoonlijkheid aangemeten. Dat er een bron bestaat waaruit u e.e.a. geput heeft is uiterst onaannemelijk voor de familie, bovendien zou die bron als enige bewijsstuk ongetwijfeld in een van uw voetnoten prijken, quod non ; mijn "theorie" is dus dat u uitgaande van eigen of andermans niet gecheckte misvatting de boel bijelkaar verzonnen heeft. U psychologiseert door Kramer wensdenken aan te wrijven, door gemoedstoestanden als teleurstelling bij hem te veronderstellen. Wetenschappelijkheid is hier ver te zoeken. U heeft hem ervan beticht lokaal chauvinisme op de dorpsschool te zaaien en in de kring der notabelen aan te wakkeren. Deze nonsens staan afgedrukt in een themanummer dat nota bene Vervalsen in Holland als overigens goedkope, ordinair misleidende want de lading niet dekkende titel voert. In 1926, het verschijningsjaar van genoemd artikel, woonde en werkte Kramer in Amsterdam, hij gaf geschiedenisles aan de hand van zelfgetekende groot formaat landkaarten. Ik bezit er zo een, waarop de limes keurig van Lugdunum Batavorum over Castra Vetera naar Colonia Agrippina loopt. Castricum of Castellum Flevum staan er niet eens in kleine letters op. Van de door u gefantaseerde indoctrinatie van zijn leerlingen was in Amsterdam dus geen sprake, en de Castricumse kinderen hebben de man nooit voor de klas gehad.
Uw artikel bevat geen enkel citaat van een voormalig schoolkind, notabele of onderwijskracht dat uw beweringen staaft. Het vervalsen van Castricums historie! Het gesuggereerde ontzag voor dr. Holwerda uit Leiden! (die Kramer voor publiciteit en subsidie nodig had maar aan wiens mening hij verder geen boodschap had). Het is nog maar de vraag of Holwerda een betere kijk op deze zaken had dan Matthijs Kramer. U duidt Kramer aan als amateurarcheoloog, gezien de context niet vleiend bedoeld ; zou u Jac. P. Thijsse kleinerend als amateurbotanicus wegzetten?»
Kramer ijverde voor het opsporen en conserveren van bovengrondse en ondergrondse bodemschatten als historisch erfgoed, en hengelde daarvoor naar overheidsfinanciën. Hij zocht dus contact met mensen als Holwerda. Dat hij hoog tegen diens persoon en deskundigheid opzag, zoals u suggereert, was niet het geval. Het feit dat hij als kind van zijn tijd de beleefdheidsvormen die bij dergelijke correspondentie behoorden in acht nam, is te vergelijken met de beleefdheden die J. S. Bach in zijn brieven aan het gemeentebestuur van Leipzig in acht nam - wat Bach in werkelijkheid van die notabelen dacht is genoegzaam bekend.
Tenslotte, wie of wat Eickhoff ertoe bewogen heeft vanaf zijn wetenschappelijke, door veertig voetnoten ondersteunde troon een soort omgekeerde identiteitsfraude te plegen is mijn zaak niet. Ik heb hem in overweging gegeven de nodige correcties in HT Holland te plaatsen. Dat heeft hij niet gedaan, en geheel in stijl hebben de redactie en de uitgever Verloren van Themaat te Hilversum Eickhoffs artikel zonder enige correctie op internet geplaatst.
Het droeve maar ook amusante verhaal over een ontsporende auteur die bijv. een verduidelijking van Kramer bij een zinnetje van Hofdijk overneemt en van zijn eigen initialen M.E. voorziet (zo zielig), hoort op deze site niet thuis, maar wordt t.z.t. op een andere website geplaatst. "Martijn Eickhoff speurt ! naar de motieven van Meester Kramer, de dorpsonderwijzer ! en amateurarcheoloog ! die Castricum een Romeinse oorsprong wilde ! toeschrijven", zo luidt een reclame-zinnetje van de redactie van HT Holland.
Wel wat lang, maar geschikt om als gelaagde kop boven een rechtzettend artikeltje te plaatsen. Maar aan correcties doen HT en de auteur niet.
6. Nicolaas Pieneman. Interieur met bijbellezende vrouw.
- (6) Nu mag Nicolaas Pieneman (1 jan 1810 - 30 dec. 1860), een voorvader van mijn echtgenote Meintje van Walderveen, niet ontbreken. Olieverf op paneel, 24,5 x 19,5. Interieur met bijbellezende vrouw.
7. Enkhuizen. Gezigt op de Buitenhaven. Staalgravure (c. 1860) van Joh. Poppel.
- (7) Enkhuizen.
Gezigt op de Buiten-haven. Staalgravure (c. 1860) van Johann Gabriel Friedrich Poppel.
In: Terwen, Koningrijk der Nederlanden. Gouda, 1858-1862.
8. Pieter Adrianus Schipperus, pendant Noordportaal van de Zuiderkerk en zuidportaal van de Westerkerk (1874). Kleurenlitho.
- (8) Schipperus leefde van 1840 (Rotterdam) tot 1929 (Den Haag).

9. Pieter Dupont, Pont Marie te Parijs (1898).
- (9) Afgebeeld in W. F. Dupont, Pieter Dupont. Zijn leven en werken, 2e druk, Oisterwijk 1947, afb. 138. Vergelijk de Pont Marie van Hogerwaard op deze site onder Andere Schilders en Diversen / F. Hogerwaard, nr. 1.
10. Henk Dieben door Paul van Eeden in 1938 geschilderd. Vrijwel zeker in Den Haag omdat de hr. en mevr. Dieben, net als van Eeden, toen in den Haag woonden. Olieverf op linnen. Foto EK.
11. Louis (Lodewijk) Soonius (1883-1956), spelende kinderen in weiland. Olieverf op board. 27x36. Vergelijk zijn impressionistische lumineuze schildertrant met die van Vreedenburgh (zie op pag. Tholen nr. 16).
▄▄▄▄▄▄▄▄▄▄
Anderhalve eeuw terug in de tijd kwam ik een Van Hoorn tegen, van wie ik niet eerder gehoord had.
Onderstaand stadsgezicht (Enkhuizen? aldus de veilingmeester) H26 x B42 cm was van een zekere
Van Hoorn (l.o. getekend). Bij achterkant Bocht plus Engelse toren plus onbekende kerktoren
op de achtergrond had ik mijn bedenkingen.
maar kort nadien bleek het om Godefridus Justinus van Hoorn (1802-1876) te gaan. Ook ander werk van hem wijst naar de Zuiderzeekust.
ΨΥΧΗ Foto EK
|
P S Y C H E (2019) Een verhaal over Psyche is te vinden in deel 15 van de blog Mythen en sagen van Martha Pelkman, die de versie van Sophie Ramondt in Mythen en Sagen in de Griekse wereld (1967, 1972, 1987, 2000) volgt. Leven en werk van dr Sophie Ramondt zijn in HEA III, zie hier, besproken. Zie ook in de schelmenroman De Gouden Ezel van Lucius Apuleius het verhaal van Amor en Psyche |
In de linker bovenhoek van de kaart uit 1902 van Tamsons toekomstige schoonvader Tymon Meijer zien we de Stedemaagd op de voorgrond, geplaatst in het silhouet van het stadje. Ze draagt het stadswapen met de drie haringen. Rechts van haar Drommedaris en Zuidertoren, links achter haar het Vuurtje.
Stedemaagd en wapen zijn in de loop der eeuwen vaak van verschijning en vorm veranderd. Maar de maeght is maagd gebleven (zegt men).
Meijers maagd is zijn ontwerp. Ze staat en draagt het wapen dat de kenmerkende attributen in volledigheid bevat, volgens
besluit van de Hoge Raad van Adel van 26 juni 1816.
Drie gekroonde haringen – tijdenlang dreef de stad op de haringvangst ; drie sterren – het navigatiehulpmiddel voor de vissers (vroeger waren het er vaak twee,
als symbolen van Enkhuizen en Gommerkerspel) ; de drie kroontjes tenslotte, teken van de superbe kwaliteit van de vis. Op dit ontwerp van 1902 zijn sommige latere ontwerpen geïnspireerd, bijvoorbeeld het wapen in het Oldenkott album nr. 1 rond 1910 en
het wapen in de Koffie Hag Albums (zonder maagd, die was intussen getrouwd) van rond 1930.
Albumplaatje van Oldenkott & Zn.
De Nederlandse tak van Oldenkott begon in 1910 met een serie albums van Nederlandse stads- en gemeentewapens. Dat werd een succes. Uiteindelijk zijn er 10 heraldiekalbums in Nederland en één in Zwitserland uitgegeven. In de jaren dertig heeft Oldenkott nog twee, nu zeer gezochte albums met vogelplaatjes uitgegeven.
Albumbladzijde met Castricum, Edam, Egmond aan Zee, Enkhuizen en Zaandam.
Album 1, Nederland, provincies en grote steden. Plaatje 1-90. Tabaksfabrieken Oldenkott.